Wat is patellaluxatie?
De patella (knieschijf) is een sesambeentje in de pees van de musculus Quadriceps, dit is de dijbeen spier aan de voorkant van het dijbeen. De spier hecht aan in de lies en aan de onderzijde is de aanhechting van de spier, die overgaat in de kniepees, aan de punt van het scheenbeen (crista tibia). Tijdens de beweging van het achterbeen wordt de knie gebogen en gestrekt en glijdt de patella op en neer door de groeve op het dijbeen (trochlea). Indien de patella niet mooi recht op en neer door de trochlea glijdt, maar aan de binnen- of buitenzijde van de trochlea schiet spreken we van patellaluxatie. Bij het naar buiten luxeren van de patella noemen we het een patellaluxatie naar lateraal, bij het naar binnen luxeren een patellaluxatie naar mediaal.
Ernst van patellaluxatie
De mate van patellaluxatie wordt in verschillende graden van ernst uitgedrukt:
Graad 1:
Incidenteel luxeert de patella die weer spontaan door het strekken van het been terug in de trochlea komt. Bij rotatie van het scheenbeen kan de patella met de hand geluxeerd worden.
Graad 2:
Regelmatig optredende luxatie met duidelijke problemen. De geluxeerde patella kan zonder hulp weer terugkomen in de trochlea.
Graas 3:
Continu aanwezige patellaluxatie, waarbij het mogelijk is met de hand de patella weer in de trochlea te krijgen.
Graas 4:
Continu aanwezige patellaluxatie, waarbij het niet mogelijk is met de hand de patella weer in de trochlea te krijgen.
Oorzaken van patellaluxatie naar mediaal
Wat is nu precies de oorzaak van patellaluxatie? Dit is vaak niet één oorzaak, maar een complex van oorzaken. Een complex van erfelijke oorzaken (o.a. stand van het been) en milieufactoren spelen hierbij een rol. Onder milieufactoren wordt onder meer verstaan overgewicht, te veel of te weinig beweging en dan vaak ook nog verkeerde beweging, veel springen en te weinig bespiering.
In onderstaande figuur wordt de erfelijke aanleg van de stand van het been weergegeven met zeven mogelijke oorzaken, maar let op, indien de patella luxeert kan dit natuurlijk ook komen door een combinatie van meerdere erfelijke oorzaken!
1. afwijkende stand van de heupkop en -hals, waardoor een O-benige stand op kan treden
2. onderste derde gedeelte van het dijbeen is naar binnen gebogen
3. de groeve (trochlea) is erg ondiep in aanleg
4. een ontwikkelingsstoornis van de binnenste rolkam van het dijbeen, waardoor deze te klein blijft
5. het naar binnen gedraaid zijn van de plaats waar de kniepees aanhecht
6. eenbuigingvanhetscheenbeennaarbinnen
7. naar binnen staan van de voeten.
Bij de "risico rassen" spelen vaak een combinatie van erfelijke aanleg en milieufactoren een rol. We dienen ons te realiseren dat een hond met een atletische bouw, goed bespierd, niet te zwaar en dagelijks normale beweging, minder snel last zal hebben van patellaluxatie dan een hond met een zeer zware bouw met daarbij O- benige achterbenen en overgewicht.
Erfelijkheid
Daar de bouw van het achterbeen in belangrijke mate gebaseerd is op erfelijke informatie die vastgelegd is in de genen, is het dus ook logisch dat patellaluxatie een hoge mate van erfelijkheid heeft. Om verdere verspreiding binnen het ras te voorkomen is het belangrijk om zeer terughoudend te zijn om te fokken met dieren die lijder zijn van deze aandoening. Het is belangrijk om fokdieren te selecteren op een goed ontwikkelde trochlea, rechte been stand, voldoende hoeking en juiste stand van de ondervoeten.